Uit de drie vennootschapsvormen zonder rechtspersoonlijkheid bestaande onder het wetboek van vennootschappen, nl.:
- de maatschap
- de stille (handels)vennootschap
- de tijdelijke (handels)vennootschap
Blijft er maar een vorm over onder het wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV): de maatschap.
De maatschap onder deze nieuwe wet kan een stil of tijdelijk karakter bekleden. Deze vennootschapsvormen werden veel gebruikt in de vastgoedsector om gezamenlijk vastgoedprojecten uit te voeren en nadien op een discrete wijze de winst te verdelen.
Het regime dat geldt voor de nieuwe maatschap is grotendeels hetzelfde dat vroeger gold voor voornoemde vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid. De oude bepalingen werden grotendeels overgenomen maar enkel de maatschap wordt nog erkend door de wetgever.
Zonder aan de maatschap rechtspersoonlijkheid toe te kennen, erkent het de nieuwe wet een vennootschapsvermogen aan de maatschap waarop de schuldeisers ook verhaal kunnen uitoefenen indien de maatschap haar verbintenissen niet nakomt. De vennoten blijven de dragers van de rechten en plichten die zich in het ‘onverdeeld vermogen tussen vennoten’ bevinden maar dat vermogen is beschermd tegen de privéschuldeisers van de vennoten, die enkel verhaal hebben op het aandeel van die vennoot en op de winsten die hem zijn uitgekeerd. Op deze wijze is de maatschap een veilige wijze om op afzonderlijke wijze vastgoedprojecten te ontwikkelen zonder het risico te dragen als medemaat aansprakelijk gesteld te worden voor overige schulden van de niet solvabele maat.
Behalve voor wat betreft het wijzigen van het essentiële voorwerp van de vennootschap, mogen de vennoten door een beding in hun overeenkomst afwijken van het principe van eenparigheid (waarbij iedereen akkoord moet zijn) om de beslissingen bij meerderheid te nemen (zoals wettelijk het beginsel is in de overige drie vennootschapsvormen de BV, de NV en de CV).
Tegelijkertijd werd door de nieuwe wet het onderscheid tussen burgerlijke en handelsdoel afgeschaft. In tegenstelling tot wat vroeger het geval was bij de burgerlijke maatschap, zijn de vennoten van de nieuwe maatschap hoofdelijk aansprakelijk, en niet meer alleen in verhouding tot hun inbreng maar voor hun gehele aandeel. Als uitzondering op dat principe, zijn de stille vennoten van een maatschap met een stil karakter alleen gehouden tot hun inbreng. De statuten mogen geen aanpassing van dat aansprakelijkheidsregime bevatten. Aanpassingen zijn alleen contractueel mogelijk overeenkomst per overeenkomst met derden die dit dan uitdrukkelijk mee voor akkoord moeten ondertekenen.
Boven het criterium van burgerlijke of handelsdaden verkiest de wetgever het ondernemingsbegrip. En de nieuwe maatschap, ongeacht haar doel of voorwerp valt onder dat ondernemingsbegrip en de bevoegdheid van de Ondernemingsrechtbank. Dit laat de maatschap ook toe het voorwerp te zijn van de in het Wetboek van Economisch Recht voorziene insolventieprocedures m.n. de gerechtelijke reorganisatie en het faillissement.
Concreet betekent dit ook dat de maatschap, zoals elke onderneming een aantal verplichtingen moet nakomen:
- Verplichte inschrijving bij het KBO-register voor de aanvang van de activiteiten. Een algemeen lasthebber kan voortaan de maatschap in rechte vertegenwoordigen, als eiser of verweerder, indien zijn identificatie gegevens zijn opgenomen in de KBO-inschrijving. De ondernemingen die reeds actief waren voor de inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen betreffende de KBO (1 november 2018) en nog niet ingeschreven waren hadden 6 maanden tijd om zich nog te laten inschrijven, tot 30 april 2019.
- Verplichting om een boekhouding te voeren. De bestaande maatschappen zijn enkel boekhoudplichtig vanaf het eerste volledige boekhoudjaar dat een aanvang neemt na 30 april 2019. Maatschappen met een jaaromzet van minder dan 500.000 € mogen een vereenvoudigde boekhouding voeren. In principe moeten de jaarrekeningen van de maatschappen niet worden gepubliceerd. Maar deze boekhouding kan als bewijs dienen tussen en tegen ondernemingen krachtens het nieuwe artikel 1348bis BW.
- Verplichte mededeling van de identificatiegegevens van de uiteindelijke begunstigden in het UBO-register. Deze verplichting berust op alle vennootschappen en beoogt de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme almede de beperking van het gebruik van contanten. Aangeduid moet worden wie de aandeelhouders (of maten) zijn zodat de fiscus en overige overheden hiervan op de hoogte zijn …
De maatschap verliest dan ook haar eenvoud door de invoering van deze administratieve verplichtingen, haar oprichting gebeurt niet meer vormvrij maar zal schriftelijk moeten (waar dit vroeger zelfs mondeling overeengekomen kon worden) om toe te laten de registratie bij de KBO en andere overheden uit te voeren.
De maatschap verliest ook haar discretie en wordt meer transparant voor derden, die dankzij de KBO-inschrijving de vennoten voortaan makkelijker in rechte kunnen aanspreken. Dankzij de inschrijvingen bij het KBO-register en de melding in de UBO-register is het mogelijk voor derden waaronder de fiscus om de vennoten van de maatschap te identificeren samen met de omvang van hun participatie in de maatschap. Dit publiek karakter kan tot slot ook als een nadeel worden ondervonden, o.a. voor de maatschappen die als doel hebben het beheer van een familiaal vermogen van familie die belang hechten aan hun privacy.