Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) is op 28 februari 2019 goedgekeurd door de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Het WVV vormt samen met ingrijpende vernieuwing van het insolventierecht (Boek XX van het Wetboek van Economisch Recht - WER) en het ondernemingsrecht (onder andere de afschaffing van de archaïsche daden van koophandel en het statuut van koopman als centraal onderscheidingscriterium) één van de meest omvangrijke en diepgaande moderniseringen van het Belgische economische recht.
In deze blogpost wil Agio u de grote lijnen van het WVV schetsen. Later worden verschillende vernieuwingen die het WVV invoert meer in detail belicht in aparte posts.
Hoofdlijnen van het WVV
Vennootschappen, verenigingen en stichtingen in eenzelfde wetboek. De wetgever heeft het hele Belgische “organisatierecht”, in de ruime zin van het woord, in één wetboek samengebracht. Het aantal wetsbepalingen dat echt zonder onderscheid geldt voor vennootschappen, verenigingen en stichtingen blijft wel relatief beperkt.
Het onderscheidingscriterium tussen een vennootschap en een vereniging is niet langer het winstoogmerk, maar de vraag of er een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel wordt uitgekeerd of bezorgd. Voor de verenigingen en de stichtingen is dat strikt verboden (verrichtingen in strijd met het verbod zijn nietig), voor de vennootschap is dat expliciet één van de doelen. Verenigingen en stichtingen moeten ook een belangeloos doel nastreven. De benaming “vereniging zonder winstoogmerk” en de bijhorende afkorting “vzw”, blijven wel behouden, omdat ze zo diep geworteld zijn.
Grote vereenvoudiging van het vennootschapslandschap. De wetgever vermindert het aantal vennootschapsvormen drastisch, van vijftien naar vier basisvennootschapsvormen: de maatschap, de besloten vennootschap (BV), de naamloze vennootschap (NV) en de coöperatieve vennootschap (CV). De Europese vennootschap (SE) en de Europese coöperatieve vennootschap (SCE) blijven uiteraard ook bestaan, vermits zij berust op een Europese Verordening.
De maatschap is het basistype van de vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, maar zij kan die in twee varianten wel verwerven: als vennootschap onder firma (VOF) of als commanditaire vennootschap (CommV). De maatschap, de VOF en de CommV worden geregeld in Boek 4 van het WVV.
De BV is bedoeld om de typevennootschap te worden. De wetgever heeft de inspanningen om het Belgische vennootschapsrecht flexibel en aantrekkelijk te maken sterk op deze vennootschapsvorm toegespitst. Zelfs de benaming is aangepast om zo nauw mogelijk aan te sluiten bij Nederland, dat haar BV al langer in de (Europese) concurrentiestrijd voor vennootschappen geworpen heeft.
Invoering van de statutaire zetelleer. De Belgische wetgever schakelt over van de werkelijke zetelleer, die een vennootschap onderwerpt aan het recht van het land waar zij in werkelijkheid haar hoofdzetel heeft naar het regime van de statutaire zetel. Die statutaire zetel kan afwijken van de werkelijke zetel, wat grensoverschrijdend verhuizen eenvoudiger maakt. De statutaire zetelleer geldt enkel voor het vennootschapsrecht en heeft geen gevolgen voor onder andere het fiscaal, sociaal of insolventierecht, die eigen criteria blijven hanteren.
Afschaffing van het kapitaalvereiste bij BV en CV. Het wettelijk minimumkapitaal is geen vereiste meer. In de plaats daarvan komt een verplichting om bij oprichting een toereikend eigen vermogen te voorzien. Dat kan in de vorm van kapitaal, maar ook van (achtergestelde) vennotenleningen. Het toereikende eigen vermogen moet verantwoord worden in een financieel plan, waaraan in het WVV strengere inhoudelijke eisen worden gesteld dan voordien.
De afschaffing van het kapitaalvereiste heeft ook belangrijke gevolgen voor de grenzen van de uitkeerbare winst en voor de alarmbelprocedure, die in het oude recht aan het maatschappelijk kapitaal gekoppeld waren. In het WVV worden uitkeringen onderworpen aan een dubbele toets: (i) er mag niet tot uitkering besloten worden als het netto-actief negatief is, of ten gevolge van de uitkering negatief zou worden en (ii) het bestuursorgaan mag het uitkeringsbesluit slechts uitvoeren als het heeft vastgesteld dat de vennootschap na de uitkering haar schulden kan voldoen naarmate ze opeisbaar worden over een periode van ten minste 12 maanden van de datum van de uitkering.
Deze dubbele toets geldt ook voor de alarmbelprocedure: die moet worden toegepast als het netto-actief negatief is (of negatief dreigt te worden) en als het bestuursorgaan vaststelt dat het niet langer vaststaat dat de vennootschap haar schulden zal kunnen voldoen naarmate ze opeisbaar worden over een periode van ten minste 12 maanden.
De beperking van de aansprakelijkheid van bestuurders (de “cap”). In de oorspronkelijke plannen van de wetgever was een kwantitatieve beperking van de aansprakelijkheid van bestuurders, afhankelijk van de grootte van de bestuurde rechtspersoon een belangrijk instrument om bij te dragen tot de aantrekkingskracht van het Belgische vennootschapsrecht.
Deze “cap” lokte heel wat kritiek uit en in de finale versie van de WVV stelt artikel 2:57 § 3 WVV nu dat de ”cap” niet van toepassing is “in geval van lichte fout die eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt, van zware fout, van bedrieglijk opzet of oogmerk om te schaden in hoofde van de persoon die aansprakelijk wordt gesteld”. Wie vertrouwd is met art. 18 van de Wet op de Arbeidsovereenkomsten zal de formulering van art. 2:57 § 3 WVV onmiddellijk herkennen, want er werd inderdaad aansluiting gezocht bij het aansprakelijkheidsregime voor werknemers die schade veroorzaken bij de uitvoering van hun arbeidsovereenkomst.
Inwerkingtreding van het WVV
Het WVV treedt in werking op 1 mei 2019. Vanaf die datum moeten nieuw opgerichte vennootschappen, verenigingen en stichtingen voldoen aan de nieuwe regels. Bestaande vennootschappen, verenigingen en stichtingen kunnen kiezen om zich vanaf 1 mei 2019 aan de nieuwe regels te onderwerpen door middel van een statutenwijziging (de zogenaamde “opt in”).
Op bestaande vennootschappen, verenigingen en stichtingen is het nieuwe regime van toepassing vanaf 1 januari 2020: op dat ogenblik treden de nieuwe regels voor hen in werking. Uiteraard gelden aanvullende regels enkel indien er niet in de statuten van werd afgeweken.
Voor de aanpassing van de statuten aan het WVV is er tijd tot 1 januari 2024.